maandag 8 december 2008

Ziekteverzekeringen in Bolivia... een inleiding.







Ik schrijf deze keer vanuit de hoogte van La Paz. Op meer dan 4000 m. hoogte is de lucht ijl maar helder en klaar. Samen met Susana, de nieuwe Project Officer voor de gezondheidsprojecten in Bolivia, bezoeken we deze week verschillende organisaties in la Paz. Onze bedoeling is een klaardere kijk te krijgen op de gezondheidsproblematiek in Bolivia. We willen vooral de discussies en voorstellen, die circuleren op nationaal vlak om de toegang tot gezondheid te verbeteren voor het merendeel van de boliviaanse bevolking, beter leren kennen. Verder willen we ook het institutionele plaatje duidelijker krijgen: welke organisaties werken in Bolivia rond sociale zekerheid in gezondheid en welke organisaties zouden interessante FOS-partnerorganisaties kunnen zijn in ons volgende 3-jaarlijkse programma (2011-2013)?

Het gezondheidssysteem in Bolivia is nog meer gefragmenteerd dan dat in Peru. In het begin van de 20e eeuw worden hier – in de schoot van syndicale organisaties – de eerste “mutualiteiten” opgericht: een soort van kleinschalige solidaire hulpkassen binnen het syndicaat die de arbeiders (financieel) te hulp schieten bij ziekte- en begrafeniskosten. Ergens in de jaren ‘50, wordt – in navolging van het europese bismarkiaanse model van sociale zekerheid – dit model geïnstitutionaliseerd: per wet wordt de bijdrage aan de sociale zekerheid (ziekte en pensioenen) verplicht voor alle loonarbeid(st)ers. De financiering van het systeem is oorspronkelijk tripartiet: arbeiders, werkgevers en de Boliviaanse Staat dragen bij. Het contributieve verzekeringssysteem word echter niet gecentraliseerd in één groot en solidair systeem op nationaal vlak: de verschillende “gezondheidskassen”, gelinkt aan verschillende beroeps-syndicaten, blijven afzonderlijk functioneren. In de loop van de daaropvolgende decenia, wordt de wet en het systeem van sociale zekerheid in Bolivia verschillende keren hervormd en gewijzigd. De Staat trekt zich o.a. terug als “subsidiëerder” van het systeem: het systeem wordt nu enkel nog bi-partiet gefinanciëerd door werkgevers en werknemers. De staat draagt dus enkel nog bij in zijn rol als werkgever van openbare ambtenaren. De laatste grote hervorming heeft een duidelijke neo-liberale tint: in de jaren ’80 wordt de sociale zekerheid opgesplitst in het systeem “van korte duur”, dat verwijst naar alles wat te maken heeft met ziekte- en ongevallenverzekering, én een systeem “van lange duur”, dat verwijst naar de pensioenen. Daarbij wordt – vanuit een zeer neo-liberaal standpunt - de werkgever enkel nog verantwoordelijk gesteld voor de ziekte- en ongevallenverzekering. Wat er met de arbeid(st)er gebeurt eens hij/zij oud en niet meer produktief is (m.a.w. wanneer hij/zij op pensioen gaat) is zijn zaak niet meer: de pensioensregeling wordt volledig geïndividualiseerd én geprivatiseerd. Afhankelijk van hoeveel de persoon kan sparen en bijdragen aan de privé-pensioenskas tijdens het actieve beroepsleven, zal die al dan niet geen, een miserable, een klein of een waardig pensioen hebben. Van gelijkwaardigheid en solidariteit is dus geen sprake meer.

Maar terug naar gezondheid. De loonarbeid(st)ers dragen dus maandelijks van hun loon bij aan een gezondheidskas of “Caja”. Afhankelijk van je beroep en je inkomen, draag je bij aan een “rijke” of een “arme” ziekenkas, die natuurlijk ferm verschillen in kwaliteit (en snelheid!) van dienstverlening. De kas van de petroleumsector en van de privé-banken hebben veruit de beste dienstverlening. De “nationale gezondheidskas” is een soort van vuilnisbak-kas waar naast de publieke sector ook de fabrieksarbeiders terechtkomen en verder alle sectoren die gekenmerkt worden door lage lonen (dus lage gezondheidsbijdragen) en precaire werkomstandigheden. De onafhankelijke werknemers kunnen in principe (enkel) terecht bij deze nationale gezondheidskas via een vrijwillige individuele aansluiting en bijdrage maar in de praktijk is de aansluiting van zelfstandigen bijna nihil. In het totaal wordt ongeveer 22% van de bevolking gedekt door één van de ziekenkassen die deel uitmaken van het contributieve sociale zekerheidssysteem.

De meerderheid van de bolivianen zijn dus niet aangesloten, bij geen enkele ziekenkas, omdat ze werken als “niet-loonarbeiders”, zelfstandigen, in de informele sector, in het sociale arbeidscircuit van openbare werkprogramma´s, in de landbouw, of in het (re-)produtieve circuit van niet betaalde arbeid. Het zijn – in het algemeen – net ook deze mensen die behoren tot de armere of “extreem-arme” bevolkingsgroepen. In Bolivia word je als “extreem arm” gecatalogiseerd als je over minder dan 0.7 USD per dag per persoon beschikt. Ongeveer 40% van de boliviaanse bevolking is “extreem arm” en meer dan 30% van de bevolking heeft helemaal geen toegang, noch tot de gezondheidskassen, noch tot het aanbod van publieke posten, centra en hospitalen van het Ministerie van Gezondheid. Deze groep uitgeslotenen kan enkel rekenen op zijn traditionele genezers, vroedvrouwen, “benen-herstellers” (hueseros), medicinale planten, enz. Het Ministerie van Gezondheid dekt met zijn aanbod ook zo een 30% van de bevolking: het gaat overwegend over de arme “middengroep”: momenteel kunnen enkel vrouwen, kinderen en oudere-van-dagen beroep doen op openbare gezondheidsdiensten zonder zelf te moeten betalen. Tenminste op papier want in de praktijk is deze “gratis dienstverlening” niet altijd even gratis: er moet transport betaald worden om aan de gezondheidspost te geraken; bij gebrek aan medicijnen of medische “inputs” (verband, spuitjes,…) in de medische post, moeten die door de patient in de apotheek om de hoek aangekocht worden, enz. Volwassen niet-verzekerde mannen moeten sowieso alle gezondheidskosten uit hun eigen zak betalen.

In een notedop samengevat: het gezondheidssysteem in Bolivia is allesbehalve evenwaardig, efficiënt, solidair of universeel en houdt dus bijgevolg de uitsluiting en miserie in stand. Wat we als FOS in deze context doen? FOS in Bolivia promoot een ziekteverzekering voor de (tijdelijke) landarbeid(st)ers, met een pilootproject dat zich richt op de suikerrietkappers. En verder steunt het de Confederatie van fabrieksarbeiders in zijn poging om de sociale controle op de - door de corruptie verteerde – Caja Nacional de Salud te verhogen. Maar daarover meer in een volgend artikel.




Geen opmerkingen: